Een gezond en gedegen financieel beleid vraagt om keuzes. De onzekerheid die gepaard gaat met de transities maakt dat we terughoudend met de middelen om moeten gaan. Steeds zal zorgvuldig afgewogen worden of er middelen beschikbaar moeten komen voor activiteiten en taken van de gemeente door bezuinigingen, ombuigingen of lastenverhoging voor de burgers - die daarbij pas als laatste mogelijkheid zal worden ingezet.

Wij hanteren elk jaar als uitgangspunt dat de begroting reëel en structureel sluitend moet zijn in iedere jaarschijf. De Provincie hanteert een iets ander uitgangspunt in haar beoordeling. Jaarlijks – na vaststelling van de begroting door de raad – bekijkt zij óf het begrotingsjaar (2018) óf uiterlijk de laatste jaarschijf van de meerjarenraming (2021) reëel en structureel in evenwicht is. In beide gevallen is het van belang dat uit de begroting blijkt welke baten en lasten structureel van aard zijn en welke incidenteel.

Het mag duidelijk zijn dat wij kritisch blijven op het totale plaatje van de gemeente. Het uitgangspunt is dat de bestaande voorzieningen zoveel als mogelijk op het huidige niveau wordt gehouden zonder dat dit op gespannen voet komt te staan met de beschikbare middelen.

Wij werken continu aan een verdere harmonisatie. Dit leidt tot een verbetering van zowel efficiency als van effectiviteit.

Dit punt splitsen wij op in vijf onderdelen:

1. Planning & control-cyclus
Door middel van de planning & control-cyclus wordt jaarlijks aangegeven wat de geplande werkzaamheden zijn met de daaraan gekoppelde middelen (begroting en kadernota), wat de voortgang is (tussentijdse rapportages) en wat er daadwerkelijk is gebeurd (via de jaarrekening).

2. Ontwikkeling algemene uitkering
Het grootste deel van de inkomsten van de gemeente wordt ontvangen via de algemene uitkering. De ontwikkelingen van de algemene uitkering worden gevolgd. De mutaties als gevolg van de meicirculaire worden betrokken bij de kadernota. De mutaties als gevolg van de septembercirculaire worden betrokken bij de begroting.

3. Belastingheffing
Door de gemeente worden OZB, afvalstoffenheffing, rioolheffing en diverse andere belastingen, zoals leges, opgelegd aan de burger. Het uitgangspunt hierbij is dat de OZB wordt geïndexeerd met het percentage van de gewogen kostenontwikkeling en dat de heffingen en leges 100% kostendekkend zijn.

4. Ontwikkelingen BBV
Door de commissie BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) is de afgelopen jaren gewerkt aan vernieuwingen in het BBV. Het nieuwe BBV is vastgesteld op 5 maart 2016. In april en juli 2016 zijn diverse notities verschenen met stellige uitspraken. Stellige uitspraken moeten in principe worden opgevolgd, tenzij een gemeente zeer goede redenen heeft om hiervan af te wijken. De voorliggende begroting is opgesteld conform de nieuwe richtlijnen van de BBV.

5. Nadere ontwikkelingen op financieel gebied
Met ingang van 2016 geldt de vennootschapsbelasting voor gemeenten. Hoewel een voorlopige raming is opgenomen, is de impact hiervan nog niet volledig duidelijk.

Bij de behandeling van de Kadernota 2017-2021 is afgesproken dat de kadernota zich vanaf volgend jaar alleen richt op het toekomstige beleid. Voorstellen - na de 1e tussentijdse rapportage - die hun oorsprong vinden in het lopende boekjaar worden aan de raad voorgelegd via een aparte rapportage. Deze voorstellen maken voortaan geen onderdeel meer uit van de kadernota.

Zie: punt 2.

Zie: punt 5 sub 3 Belastingheffing.

In de kadernota wordt de verkregen informatie uit de begrotingen van diverse gemeenschappelijke regelingen beschreven. Daarnaast wordt in de paragraaf Verbonden Partijen van de gemeentelijke begroting en jaarrekening inzicht gegeven in de bijdragen aan verbonden partijen.